GRIEKSE MUZIEK INLEIDING     HET RITME     DE DANSEN     DANS-KARAKTER     REBETIKA     INSTRUMENTEN     MUZIEKFRAGMENTEN


Vanaf 1900 was er een belangrijke ontwikkeling in de Griekse muziek. In die tijd begon de rebetika zich te ontwikkelen, muziek die werd gemaakt door mensen van de straat. Vaak arme mensen, vluchtelingen zelfs. Die vluchtelingen kwamen voor een deel uit Izmir, dat tot 1922 nog Smyrna heette. Toen de Turken de stad bezetten, vluchtten veel Griekse inwoners van Smyrna, naar Pireas, de haven van Athene en Thessaloniki. Daar ontwikkelde de rebetika zich verder. De liederen gingen vaak over de ellende in het leven. Omdat de muzikanten deels uit Turkije kwamen, waren er in de muziek Oosterse invloeden te horen. De belangrijkste instrumenten die door de kompánia, de begeleidende muzikanten, werden gebruikt, waren de bouzouki, de baglamas en eventueel ook de santouri en de viool. Eén van de bekendste rebetikacomponisten, was Markos Vamvakaris, geboren op Syros.

De rebetika was niet altijd even geliefd bij het gehele volk, vanwege de ruwe teksten en vanwege het feit dat de muzikanten zich nogal eens ophielden in duistere gelegenheden. Maar daar kwam verandering in toen grote componisten als Hatzidakis en Theodorakis muziek gingen schrijven voor de bouzouki. De teksten werden ook wat minder ruig en daarmee werd de rebetika weer populairder. Met name het lied Synefiasmeni Kyriaki (bewolkte zondag) van Vassilis Tsitsanis zorgde voor een doorbraak. De rebetika werd meer gewaardeerd dan ooit en de bouzouki is tot op de dag van vandaag nog steeds erg populair.
Na de tweede wereldoorlog kwam er een nieuwe stroming naast de rebetika; muziek die populair was bij het grote publiek. Deze muziek was minder heftig wat betreft het bezingen van de ellende in de wereld en was een mix van traditionele rebetika en westerse popmuziek. De nieuwe stroming werd laïká genoemd en tot op de dag van vandaag gaat de ontwikkeling van de laïká verder, maar een mengvorm van typisch Grieks, bouzouki-loopjes en popmuziek blijft vaak aanwezig.
Naast de rebetika en laïká kennen we ook de zogenaamde éndechna tragóudia. Dit zijn kunstliederen die gemaakt zijn op poëtische teksten. De muziek werd geschreven door componisten als Theodorakis, Hatzidakis, Loïzos en Markopoulos. Naast de gebruikelijke instrumenten werd het orkest uitgebreider met strijkinstrumenten, fluit, accordeon, klarinet, gitaar e.a.

Verder kent Griekenland nog de dimotiká, vaak hele oude eenvoudige liedjes, van onbekende afkomst. De liedjes worden vaak gezongen met lange klarinet-intermezzo's en worden bij vookeur gebruikt op feestavonden, om op te dansen.

Tenslotte zijn daar nog de Nisiótika, de liederen van de eilanden. Vaak zijn ook deze liederen vrij eenvoudig en gaat de tekst over de vissers die de zee op gaan en over hun liefjes, die achterblijven.