MAATSOORTEN EN RITME - De "TELLER EN DE NOEMER"

Bij de aanduiding van een maatsoort staan er altijd twee cijfers.
Het bovenste cijfer geeft altijd aan hoeveel tellen er in elke maat zitten.
Dit cijfer kan zijn: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 of 12.

Het onderste cijfer laat zien welke noot 1 tel krijgt, de teleenheid dus.
Dit cijfer kan dus alleen 1, 2, 4, 8 of 16 (32) zijn. Meer soorten noten zijn er niet!





het onderste cijfer 1 betekent: hele noot.

het onderste cijfer 2 betekent: halve noot.

het onderste cijfer 4 betekent: kwartnoot.

het onderste cijfer 8 betekent: 8e noot.

het onderste cijfer 16 betekent: 16e noot.

Een aantal ritmische figuren die vaak in de muziek voorkomen
kun je oefenen op de oefenpagina. (klik hier)